Hoedje

Vroeger hadden we een poezie-album of een vriendenboek waarin iedereen die je de moeite waard vond, iets aardigs mocht schrijven. Vaak op rijm en aangevuld met plaatjes. Ik geloof dat meisjes er vooral druk mee waren, maar daar trok ik me niets van aan. Boven de datum verscheen nog wel eens een tekening van een hoed vergezeld van het rijmpje: ‘Titje, tatje, toetje, de datum heeft een hoedje.’

Ik moest daaraan terugdenken toen ik bij mijn schrijvershuisje aankwam en het veld vol ouderwetse hooibalen lag. Ze waren zo groot dat je er bijna in wonen kon. Perspectief is alles en zo kon ik door het kiezen van een nieuwe hoek, een baal van een dakje voorzien (swipe!): ‘Titje, tatje, toetje, de hooibaal heeft een hoedje,’ zei ik tegen de baal. Daarna vond ik mezelf ineens stokoud en tuttig. Want is een poëzie-album niet een relikwie uit een vorige eeuw, van vóór de industriële revolutie, toen we allemaal nog als Flintstones door het leven gingen? Zou de jeugd van tegenwoordig nog met die albums en vriendenboeken leuren? Ik vermoed dat sociale media daar een stokje voor hebben gestoken.

Google bracht me bij een stuk in Trouw uit 1993 waarin stond dat het poezie-album al sinds 1850 bestond en alle rages had overleefd. Maar ja, dat was wel een stuk van vóór de digitale revolutie. Nu, dertig jaar later, kun je ze gelukkig nog altijd bij bijvoorbeeld Bol.com bestellen, zag ik. Toch een pak van m’n ouderwetse hart. Je moet niet alles willen vervangen door iets digitaals, dacht ik.

Tot ik me afvroeg waar mijn poezie-album zich bevond en met een groot vraagteken bleef zitten. Als ik hem ooit terugvind, denk ik toch dat het slim is om de bladzijden te scannen. Titje, tatje, toetje, de pdf draagt dan een hoedje.