Mensenschuw
Na lange, zware interviews wilde ik even weg van de bewoonde wereld en de natuur in, dat leek me de perfecte oplossing voor m’n overvolle hoofd.
Er was keuze te over. De Blue Ridge Parkway in North-Carolina bestaat uit bergen, bergen, bergen en bos, bos, bos. Na wat googelen koos ik voor iets met een ‘look out’. Zo kwam het dat ik ’s ochtends vroeg naar de voet van Black Mountain in het dorpje Montreat reed.
Neiging
De parkeerplaats was heerlijk leeg, dat begon vast goed. Omdat ik nogal eens de neiging heb om om hoekjes te kijken die soms wel, maar vaak ook niet onderdeel van het pad zijn, leek het me verstandig om de wandelkaart op het informatiebord te bestuderen en er een foto van te maken.
‘Goedemorgen,’ klonk het achter me. He bah, dacht ik. Mensen. Ik bromde wat terug. Ze vroegen zoals iedereen hier waar ik vandaan kwam, wat me hier bracht en of ik kinderen had. Ik gaf wat kort antwoord en begon aan mijn wandeling om te bemerken dat dit stel óók exact hetzelfde plan als ik had.
Gekke dans
Zo begon een gekke dans van toch maar hard doorlopen om niet te hoeven praten, tot ze, als ik afgeleid door het uitzicht of wonderlijk gekleurde vogels, ineens weer achter me stonden om een vraag te stellen. Het waren aardige, geïnteresseerde mensen, maar ik wilde even geen antwoord hoeven geven en ook niets terug te hoeven vragen. Omdat alles ongemakkelijk was, deed ik dat toch. Zo leerde ik over human resource audits, over een Indiaas restaurant dat ook t-shirts verkoopt en over dat als het regent, het fijn is om binnen een boek te lezen (daar was ik dan al wel mee bekend).
Verbluffend
Het uitzicht vanaf de top van de berg was verbluffend. Het waaide hard, het was koud, ik was er niet op gekleed, maar ik nam me toch voor te wachten tot de mensen zouden vertrekken, zodat ik heel zeker een andere kant op ging lopen. Daar gingen ze. ‘Dahaag.’
Tot er precies iemand langs hen de berg op klom die naast me kwam zitten en een gesprek begon. ‘Ik moet helaas verder, zei ik. ‘O waarheen?’ vroeg ze. Ik wees op goed geluk een kant op. ‘Ik ook!’ zei ze. ‘Wat toevallig!’