Godshuis – Reloaded
Ik was best tevreden over m’n stukje over La Maison Dieu. Leuk om door het zien van een slang en een appelboomgaard een verband te leggen naar de naam van het gehucht waar ik in uitkwam en dat vertaald Het Godshuis heet. Ik zette het stukje online, plaatste er foto’s bij en klaar.
Even later zat ik in de lokale bar en ik herinnerde me dat de barjuffrouw familie nabij mijn schrijvershuis heeft wonen. Ik vroeg haar waar. Haar antwoord was: ‘Le Maison Dieu’. Wat een toeval!
Paus-bezoek?
Zou ik eerst vragen of er iemand in haar familie Eva en/of Adam heet. Of ze gelovig zijn. Of ze hun moestuin ‘Eden’ noemen. Of ze op zondagen niets doen, of de klokken luiden, of een Pslam zingen bij een knisperend haardvuur. Of alledrie, dat kan natuurlijk ook. Zou de paus er wel eens op bezoek zijn geweest en kwam hij toen in zijn glazen golfkarretje over de weg aangereden, zwaaiend naar de slangen en de appels? Of zou ik misschien iets vragen over de kruistochten en de inquisitie, de bouw van kathedralen over de ruggen van arm voetvolk. Eigenlijk zou ik ook iets moeten vragen over misbruik, want de deksel was inmiddels van de doofpot en het was natuurlijk afgrijselijk dat er in het huis van God, zoveel kapot was gemaakt.
’Het was vroeger een leprakolonie’ zei de barjuffrouw.
Lepra-kolonie
Die had ik niet zien aankomen. Ik keek naar mijn vingers en schaamde me daar direct voor.
‘Lepra?’ Vroeg ik.
‘Lepra’, zei de barjuffrouw.
Het maakte direct een eind aan mijn op hol geslagen fantasie. ‘Tjee,’ zei ik toen maar.
‘Ja,’ zei ze.
Zusters
Ik zag mensen voor me die aan het eind van een stoffig weggetje, verbannen uit het dorp uit angst voor besmettingen, lagen te creperen onder een appelboom. En ik zag een lieve zuster voor me die hen te eten en drinken gaf, die naar hen luisterde, hen troostte, de slangen van ze af sloeg, hen verpleegde en hen toch nog een greintje waardigheid gaf. ‘Tjee’, zei ik nog een keer. Er was uit naam van het geloof ook wel iets goeds gedaan.
‘Rose?’
‘Rose.’
‘Op La Maison Dieu!’