Schotwond
‘Is de angel er wel uit?’ vroeg een bezorgde vriendin op Whatsapp. ‘Anders blijft hij steken.’
Ik was net terug van mijn wandeling met Mec en had haar verteld wat me was overkomen: een hoornaar, zo’n grote zware ‘killer bee’, was mijn haar ingevlogen en had me gestoken. Op de kale plek, bovenop mijn kop. Het deed verrekt veel zeer en ik was me rot geschrokken.
Daarna had ik tussen het roepen van ‘ai, ai, ai’ en het met mn hand aftasten van de prikwond ook nog de slappe lach gekregen. Ik zag mezelf van bovenaf over het boerenpad lopen, zo verlaten tussen weilanden en bramenstruiken, mijn kale plek als een bewegend doelwit voor een verrassingsaanval, een hoornaar die mikte en zo recht met zijn wapentuig in de aanslag op de roos af was gevlogen. Raak!
Het beest wreef er nog maar weer in dat hij er zat, zo’n stuk hoofdhuid waar het haar niet meer door wilde komen. Een plek die ik zelf niet kan zien, waardoor het makkelijk is om hem te vergeten. Een plek waar ik niet altijd even blij mee ben geweest, maar die ik inmiddels heb geaccepteerd. ‘M’n schotwond’ noem ik hem oneerbiedig als ik bij de kapster in de stoel ga zitten. Dat bleek ineens een profetische bijnaam te zijn.
F. was even voordat ik gestoken werd, voor een paar dagen weggegaan. Ik had er naar uitgekeken om alleen met Mec het huis met de roze luiken te bestieren. Om te zien hoe dat zou zijn en of Mec zich dan anders zou gedragen. En ook omdat ik het fijn vindt om af en toe alleen te zijn. Maar het werd me nog geen uur nadat F was vertrokken al duidelijk gemaakt dat alleen zijn ook zijn beperkingen kent. Ik kon bijvoorbeeld met geen mogelijkheid zien of de angel eruit was (ook niet met klungelige iPhone-selfies van bovenaf).
Nog zoiets: ik kon ook met niemand delen hoe vurig de zon onderging, alsof hij op al z’n kale plekken was gestoken door een miljoen hoornaars. Of althans, niet live.