Hertenkont
We leven al ruim een week zonder zon, in een dichte grijze mist. Alles krijgt er een doffe, futloze uitstraling van. Zelfs de koeien lijken er klaar mee te zijn.
Het maakt dat ik mijn zin om te gaan wandelen verlies en onderuitgezakt meer stappen zet in de heerlijke wandelboekjes van Van Oorschot. Ook Mec ligt liever onder een deken.
Die mist is de zoveelste reminder van de rol die licht bij schoonheid speelt. Ik mis de scherpe aftekening van het kerkje aan de horizon, de vijftig tinten oranje van de zonsondergangen en van de sacrale stralen langs de boomstammen.
Begrijp me niet verkeerd: zonder die zon is alles in principe heus nog mooi, zijn er weilanden en heggen, bossen en vergezichten te bespeuren. Het is vooral dat niets er in het bijzonder uitspringt, niets echt binnenkomt, waardoor het begint te zeuren: wanneer komt het licht weer terug? Wanneer lost die mist eens op? Wanneer wordt de waas weer een overdaad aan details?
Een bijkomstigheid is dat al die grijze kilte ervoor zorgt dat het eenmaal buiten makkelijker is om in gedachten op te gaan, je net zo naar binnen te keren als je schouders en je nek.
Toen werd ik plots uit mijn gedachtenstroom gehaald. Mec holde er als een gek vandoor. Drie witte hertenkontjes wipten hypnotiserend op. Ze twijfelden welke kant slim was. Twee van hen sprongen naar links, de derde naar rechts. Mec moest kiezen. Het maakte niet uit, want ze waren allemaal sneller. Ze bewogen als elegante superballerina’s naar heggen die als coulissen om het weiland staan. Mec kwam opgetogen teruggerend, terwijl ik er verwonderd stond te lachen.
In alle grijsheid blijkt de schoonheid niet in het bevroren decor, maar in de beweging te zitten.