Heilige Rinus
‘Wat een eigenheimer,’ zeiden we als iemand erg zijn eigen gang ging, zich niet zomaar gewonnen gaf, er altijd een andere mening op nahield en zich jaloersmakend weinig van anderen aantrok.
Er was bijvoorbeeld een lijzige man met een lange grijze baard en grote borstelwenkbrauwen die ‘Heilige Rinus’ werd genoemd en soms het pleintje achter ons huis opliep om het woord van God te verkondigen. Hij zei dan tegen ons dat we naar de hel gingen omdat we T-shirts droegen waarop tekeningen van dinosaurussen stonden. Dat was ketterij.
Als ik daarop huilend naar mijn moeder ging, omdat de hel me geen droombestemming leek, dan zuchtte ze diep en zei: ‘Och die Rinus is zo’n eigenheimer, daar moet je je niets van aantrekken.’ Ze gebruikte ‘eigenheimer’ hier een beetje ter vervanging van het minder aardige ‘dorpsgek’.
Maar hoe deed je dat als hij weer verscheen, naar je Bassie en Adriaan-trui wees en brulde: ‘Gij zult geen godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde… Exodus twintig, vers vier!’
Meestal rende ik maar gewoon weg. Soms durfde ik nog ‘Maar ik ben gewoon fan!’ terug te roepen. Daaruit bleek dan juist dat ik het helemaal niet had begrepen en kwamen er nog wat verduidelijkende Bijbelcitaten achteraan.
Mijn opa ging wel eens bij hem langs, omdat mijn opa een goed hart had en vond dat hij er voor anderen moest zijn die eenzaam door het leven gingen, ook als ze zijn kleinkinderen een helletocht toewensten. Waar ze het over hadden, weet ik niet.
Op een dag werd Rinus dood gevonden. En zo verdween hij uit de straten, van de pleinen en uit onze levens.
Eens in de zoveel tijd komt hij wel in mijn gedachten voorbij gestiefeld. Gisteren bijvoorbeeld nog, toen ik een aardappel zag. Dan vraag ik me af hoe Heilige Rinus’ leven eruit moet hebben gezien, hoe hij van een klein eigenheimertje uit wist te groeien tot een ondoorgrondelijk mysterieus figuur.
Ik zal die aardappel dan maar in de grond poten. Misschien helpt de eigenheimeroogst me om de verwondering in leven te houden.