De vergeting
Vorig jaar kwam ik op een van m’n vele wandelingen ineens een prachtige paarse tros paraplu-achtige bloemen tegen die ik nooit eerder had gezien. Het bleek om een akelei te gaan die in het wild een plekje in de berm voor een weiland had uitgekozen. Het was een kwestie van opletten en dagelijks langslopen, wachten en hopen dat niemand de berm zou maaien tot elke bloem een zaadje was geworden dat ik tevreden kon plukken om mee naar huis te nemen.
Ik leverde ze in bij F. die goed is in bewaren en in systemen. En ook in dingen opkweken, uitplanten, verzorgen, oogsten, verwerken tot brood, of drank, jam, ijs, kaas en meer van die onbeschrijfelijke dingen waar normaal gesproken een bataljon specialisten mee bezig zou zijn. De zaden verdwenen in een bruin envelopje waar hun naam op kwam te staan. Daarna deed ik waar ík goed in was: vergeten.
Tot F. me blij kwam vertellen dat ‘ze’ waren opgekomen. Toen ik een beetje geirriteerd vroeg wie ‘ze’ waren, omdat er een kas vol zaailingen was ontsproten, wees hij me op de akelei. Dat is dus zo fijn aan vergeten: de verrassing van de herinnering. Het kwam allemaal terug: dat veld, de koeien, de berm, de paarse bloemen, Mec die niet begreep waarom ik er zo lang bij stil bleef staan om er dan maar bijna een hap uit te nemen. Het hoopvol en doelgericht terugkeren tot aan de inlevering.
Inmiddels staat de akelei prachtig in onze tuin te stralen en verheug ik me alweer op volgend jaar, als ik door de grote vergeting weer compleet met m’n neus in de akelei zal vallen.