I’m bad

Gisteren belandde ik door een YouTube-rabbithole in de Superbowl Halftime Show van Michael Jackson uit 1993. Hij sprong pardoes op het podium en liet het gekrijs van de menigte over zich heenkomen. Z’n look was onmiskenbaar: een zwart militair jasje met gouden emblemen, krulhaar in een staartje en een neusje als Voldemort. 

In mijn vroege tienertijd draaide ik Dangerous helemaal grijs. Ik zat klaar voor de nieuwe video’s, voor hét Oprah-interview en struikelde bij het oefenen van de Moonwalk.

Maar de bewondering verdween toen ik hem in de documentaire van Martin Bashir wezenloos een antiekwinkel leeg zag kopen. Of toen hij Blanket over een Berlijns balkon liet bungelen. Toen de misbruikverhalen in de documentaire Leaving Neverland werden onthuld, stopte het luisterplezier pas echt.

Rationeel wist ik dat je de kunst van de kunstenaar zou moeten kunnen scheiden, maar emotioneel gebeurde er iets anders, iets dat de ratio overtrof. Tot ik Michael Jackson dus op dat Superbowl-podium zag springen en weer zín in zijn muziek kreeg. De gitaren van Black & White galmden door het stadion. ‘Hee hee!’ Wat was hij goed! 

Heal the World werd ingezet. De camera zoomde uit en iedereen in het stadion deed in een wave een bordje omhoog waardoor tekeningen van reusachtige kinderen tevoorschijn kwamen. Jakkes. Einde opleving.

Toevallig luisterde ik vlak daarna naar ‘Hufter én Genie’, een aflevering van de Volkskrant-podcast Culturele Bagage (tip!). Er werden hele zinnige dingen in gezegd. Kunstzinnige genieën die ook een donkere kant hebben, zouden bijvoorbeeld wel eens een mooie metafoor voor de complexiteit van het leven kunnen zijn. Ook Michael Jackson kwam langs. Esma Linnemann zei dat ze moeite met zijn muziek bleef houden, behalve met Thriller omdat Jackson zich daarin al van zijn monsterlijke kant liet zien. 

Een interessante benadering die weer wat ruimte bood. Ik stelde direct een playlist samen om dat verder te onderzoeken: ‘Thriller’, ‘Dangerous’, ‘Smooth Criminal’. En: ‘I’m bad, I’m bad, you know it.’

‘When people tell you who they are, believe them,’ is een wijsheid die Oprah graag deelt. Dat blijkt te kloppen als een bus.