Dekking

Er komt nooit iemand bij dit meer, zeg ik altijd als ik er mensen naartoe breng. Ik ben er altijd alleen, om op een stronk aan de waterrand plaats te nemen en over het water uit te kijken. Of nou ja, er zijn zwaluwtjes die over het oppervlak scheren en te drinken pakken.

Hulzen

Alhoewel, er zijn ook wel eens jagers, zie ik aan de imposante hulzen van kogels die ik soms aantref. Ik doe altijd maar weer een schietgebedje dat de herten, zwijnen en vossen niet thuis waren.

Lochness

En dan is er het monster van Lochness. Of nou ja, de Franse lokale afgeleide daarvan. Een wezen dat nog nooit een mens had gezien, dat niet wist wat brood was en dat brood wel eens aan een haak kon zitten waar hij beter niet in happen kon.

Een walvis!

Ik zag weer hoe we afgelopen zomer door het bos waren gerend omdat de zoon van een van mijn vrienden achter was gebleven om te vissen en zowaar iets had gevangen. Om de vijf minuten belde hij om te vragen of we er al waren en nee, we waren heel erg ver weg. Tot we het meer eindelijk zagen opdoemen. Doorns, takken, prikkeldraad, schepnet, hengel kromgetrokken, al het gewicht op één been. ‘Nee je doet het verkeerd’, ‘o m’n telefoon is in het water gevallen’, ‘toe nou, snel!’. En toen… toen zat er een karper in het net, zo groot dat hij hem maar met moeite op kon houden. ‘Het is een walvis!’ riep ik geschrokken vanaf de kant.

Vragen

Er was nooit iemand bij het meer, maar nu was er ineens een ouder stel dat vragen wilde stellen. Had dat kind een vis gevangen? Ja. Gingen we hem opeten? Nee. Dat vonden ze dom.

Die karper was na de foto weer terug het water ingegaan, om zich nooit meer te laten zien.

Dekking!

Er is vaak iets of iemand bij het meer, alleen niet als ik er ben. Dan wordt er, misschien ook wel terecht, dekking gezocht: Er is weer zo’n lange lijs op die stronk gaan zitten, wegwezen!

Foto van een dampend meer bij zonsopkomst in Frankrijk